Het gevaarlijke stoffen platform van Nederland
ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
UN NUMMER
0289
OMSCHRIJVING :
SLAGSNOER, buigzaam
VERPAKKINGSGROEP : N.V.T.
Op dit UN nummer is geen GEVI nr van toepassing
2.2.1
Klasse 1 Ontplofbare stoffen en voorwerpen
2.2.1.1
Criteria
2.2.1.1.1
Stoffen en voorwerpen in de zin van klasse 1 zijn:
Voor de doeleinden van klasse 1 is de volgende definitie van toepassing:
Geflegmatiseerd betekent dat een stof (of “flegmatiseermiddel”) aan een ontplofbare stof is toegevoegd om de veiligheid bij de behandeling en het vervoer te verhogen. Het flegmatiseermiddel maakt de ontplofbare stof ongevoelig, of minder gevoelig, voor de volgende invloeden: warmte, schok, stoot, slag of wrijving. Typische flegmatiseermiddelen zijn onder andere: was, papier, water, polymeren (zoals chloorfluorpolymeren), alcohol en oliën (zoals vaseline en paraffine).
2.2.1.1.2
Indien een stof of voorwerp explosieve eigenschappen bezit of kan bezitten, moet worden vastgesteld of de stof of het voorwerp in klasse 1 kan worden ingedeeld, in overeenstemming met de beproevingen, procedures en criteria, vastgelegd in het Handboek beproevingen en criteria, deel I.
stof of voorwerp van klasse 1 is slechts ten vervoer toegelaten indien deze onder één van de in hoofdstuk 3.2, tabel A, vermelde benamingen of n.e.g.-posities is ingedeeld en indien aan de criteria, vermeld in het Handboek beproevingen en criteria, is voldaan.
2.2.1.1.3
De stoffen en voorwerpen van klasse 1 moeten onder een UN-nummer en een benaming of onder een n.e.g.-positie, genoemd in tabel A van hoofdstuk 3.2 zijn ingedeeld.
De interpretatie van de juiste vervoersnaam van de in hoofdstuk 3.2 tabel A, met name genoemde stoffen en voorwerpen moet zijn gebaseerd op het glossarium (verklarende lijst van benamingen) in 2.2.1.4.
Monsters van nieuwe of reeds bestaande ontplofbare stoffen of voor werpen, met uitzondering van inleispringstoffen, die onder meer worden vervoerd voor doeleinden van beproeving, classificatie,
onderzoek en ontwikkeling, voor kwaliteitscontrole of als handelsmonster, mogen worden ingedeeld onder de positie UN 0190 ONTPLOFBARE STOF, MONSTER.
De indeling van in hoofdstuk 3.2 tabel A niet met name genoemde stoffen en voorwerpen in een n.e.g.-positie of in de positie UN 0190 ONTPLOFBARE STOF, MONSTER, alsmede de indeling van bepaalde stoffen waarvan het vervoer is onderworpen aan een speciale toestemming van de bevoegde autoriteit overeenkomstig kolom (6) van tabel A van hoofdstuk 3.2, moet worden uitgevoerd door de bevoegde autoriteit van het land van herkomst.
Deze autoriteit moet ook schriftelijk akkoord gaan met de vervoersvoorwaarden van deze stoffen en voorwerpen.
Indien het land van herkomst geen Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR is, moeten de indeling en de vervoersvoorwaarden worden erkend door de bevoegde autoriteit van de eerste Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR, die bij de zending betrokken is.
2.2.1.1.4
Stoffen en voorwerpen van klasse 1 moeten zijn ingedeeld in een subklasse volgens 2.2.1.1.5 en een compatibiliteitsgroep volgens 2.2.1.1.6.
De subklasse moet op grond van de in 2.3.0 en 2.3.1 aangegeven beproevingen en onder gebruikmaking van de definities in 2.2.1.1.5 zijn vastgesteld. De compatibiliteitsgroep moet zijn vastgesteld volgens de definities in 2.2.1.1.6. De classificatiecode bestaat uit het nummer van de subklasse en de letter van de compatibiliteitsgroep.
2.2.1.1.5
Definitie van de subklassen
Subklasse 1.1
Stoffen en voorwerpen met gevaar voor massa-explosie (een massa-explosie is een explosie die praktisch op hetzelfde ogenblik plaatsvindt in nagenoeg de gehele lading).
Subklasse 1.2
Stoffen en voorwerpen met gevaar voor scherfwerking, maar niet met gevaar voor massa-explosie.
Subklasse 1.3
Stoffen en voorwerpen met gevaar voor brand en met een gering gevaar voor luchtdruk of scherfwerking of met gevaar voor beide, maar niet met gevaar voor massa-explosie,
Subklasse 1.4
Stoffen en voorwerpen die slechts een gering explosiegevaar opleveren indien
ze tijdens het vervoer tot ontsteking of inleiding komen. De gevolgen blijven in hoofdzaak beperkt tot het collo en leiden niet tot scherfwerking van enige omvang of reikwijdte. Een van buitenaf inwerkende brand mag niet leiden tot een explosie op praktisch hetzelfde ogenblik van vrijwel de gehele inhoud van het collo.
Subklasse 1.5
Zeer weinig gevoelige stoffen met gevaar voor massa-explosie, die zo weinig gevoelig zijn dat er onder normale vervoersomstandigheden een zeer geringe kans bestaat op inleiding of op de overgang van verbranding naar detonatie. Als minimum voorwaarde geldt dat ze niet mogen exploderen bij de uitwendige brandproef.
Subklasse 1.6
Extreem weinig gevoelige voorwerpen, zonder gevaar voor massa-explosie. Deze voorwerpen bevatten overwegend extreem weinig gevoelige stoffen en vertonen een verwaarloosbare kans op een onbedoelde inleiding of voortplanting.
Opmerking: Het gevaar dat uitgaat van de voorwerpen van subklasse 1.6 is beperkt tot de explosie van één enkel voorwerp.
2.2.1.1.6
Definitie van de compatibiliteitsgroepen van de stoffen en voorwerpen
A - Inleispringstof
B - Voorwerp dat een inleispringstof bevat en niet voorzien is van ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen. Enkele voorwerpen, zoals slagpijpjes, samengestelde slagpijpjes en slaghoedjes zijn hieronder begrepen, zelfs indien zij geen inleispringstof bevatten.
C - Voortdrijvende lading of andere deflagrerende ontplofbare stof, of voorwerp dat een dergelijke lading of stof bevat.
D - Springstof of zwart buskruit of voorwerp dat springstof bevat, zonder inleimiddel en zonder voortdrijvende lading, of voorwerp dat een inleispringstof bevat en voorzien is van ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen.
E - Voorwerp dat springstof bevat, zonder inleimiddel en met voort-drijvende lading (niet bestaande uit een brandbare vloeistof of brandbare gel of hypergolische vloeistoffen).
F - Voorwerp dat springstof bevat, met het eigen inleimiddel, met voortdrijvende lading (niet bestaande uit een brandbare vloeistof of brandbare gel of hypergolische vloeistoffen) of zonder voortdrijvende lading.
G - Pyrotechnische stof of voorwerp dat een pyrotechnische stof bevat, of voorwerp dat zowel een ontplofbare stof als een lichtverspreidende, brandstichtende, traanverwekkende of rook producerende stof bevat, met uitzondering van een door water te activeren voorwerp of een voorwerp dat witte fosfor, fosfiden, een pyrofore stof, een brandbare vloeistof of brandbare gel of hypergolische vloeistoffen bevat.
H - Voorwerp dat zowel een ontplofbare stof als witte fosfor bevat.
J - Voorwerp dat zowel een ontplofbare stof als een brandbare vloeistof of brandbare gel bevat.
K - Voorwerp dat zowel een ontplofbare stof als een chemische stof met giftige werking bevat.
L - Ontplofbare stof of voorwerp dat een ontplofbare stof bevat, welk(e) een bijzonder gevaar oplevert (bijv. vanwege de activering door water of vanwege de aanwezigheid van hypergolische vloeistoffen, fosfiden of een pyrofore stof), als gevolg waarvan elke soort gescheiden moet blijven.
N - Voorwerp dat overwegend extreem weinig gevoelige stoffen bevat.
S - Stof of voorwerp, zodanig verpakt of ontworpen dat alle gevaarlijke effecten ten gevolge van het onopzettelijk in werking treden beperkt blijven tot het inwendige van het collo, tenzij het collo is aangetast door brand. In dit laatste geval moeten alle effecten van luchtdruk of scherfwerking voldoende beperkt blijven, zodat ze de brandbestrijdings- of andere noodmaatregelen in de onmiddellijke omgeving van het collo niet aanmerkelijk hinderen of beletten.
Opmerking 1: Elke stof of elk voorwerp in een specifieke verpakking kan slechts in één compatibiliteitsgroep worden ingedeeld. Aangezien het criterium voor de compatibiliteitsgroep S van empirische aard is, is de indeling in deze groep noodzakelijkerwijs gebonden aan de beproevingen voor de indeling in een classificatiecode.
Opmerking 2: Voorwerpen van de compatibiliteitsgroep D of E mogen zijn voorzien van of gezamenlijk worden verpakt met hun eigen inleimiddelen, onder voorwaarde dat deze middelen zijn voorzien van ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen die verhinderen dat de ontplofbare stof in het voorwerp ontstoken wordt in het geval dat het ontstekingsmechanisme van het inleimiddel onopzettelijk in werking treedt. Zodanige voorwerpen en colli moeten in de compatibiliteitsgroep D of E worden ingedeeld.
Opmerking 3: Voorwerpen van de compatibiliteitsgroep D of E mogen gezamenlijk worden verpakt met hun eigen inleimiddelen die niet zijn voorzien van twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen (d.w.z. inleimiddelen die zijn ingedeeld in de compatibiliteitsgroep B), mits wordt voldaan aan de voorschriften voor de gezamenlijke verpakking MP21 in sectie 4.1.10. Zodanige colli moeten in de compatibiliteitsgroep D of E worden ingedeeld.
Opmerking 4: Voorwerpen mogen zijn voorzien van, of gezamenlijk worden verpakt met, hun eigen (niet-detonerende) ontstekingsmiddelen, onder voorwaarde dat die ontstekingsmiddelen onder normale vervoersomstandigheden niet in werking kunnen treden.
Opmerking 5: Voorwerpen van de compatibiliteitsgroepen C, D en E mogen gezamenlijk worden verpakt. Zodanige colli moeten in de compatibiliteitsgroep E worden ingedeeld.
2.2.1.1.7
Indeling van vuurwerk in de subklassen
2.2.1.1.7.1
Vuurwerk moet normaliter worden ingedeeld in de subklassen 1.1, 1.2, 1.3 en 1.4 op grond van gegevens van beproevingen ontleend aan beproevingsserie 6 van het Handboek beproevingen en criteria. Echter:
2.2.1.1.7.2
Vuurwerk kan onder UN-nummers 0333, 0334, 0335 en 0336 worden ingedeeld op grond van analogie, zonder de noodzaak van beproevingen overeenkomstig beproevingsserie 6, in overeenstemming met de defaulttabel voor de classificatie van vuurwerk in 2.2.1.1.7.5. Een dergelijke indeling moet de instemming genieten van de bevoegde autoriteit. Artikelen die niet zijn genoemd in de tabel, moeten worden ingedeeld op grond van beproevingsgegevens, ontleend aan beproevingsserie 6.
Opmerking 1: Andere typen vuurwerk mogen alleen aan kolom 1 van de tabel worden toegevoegd op grond van volledige beproevingsgegevens, die ter beoordeling zijn voorgelegd aan het ”Sub-Committee of Experts on the Transport of Dangerous Goods” van de Verenigde Naties.
Opmerking 2: Beproevingsgegevens afkomstig van bevoegde autoriteiten die de indeling van typen vuurwerk, gespecificeerd in kolom 4 van de tabel in 2.2.1.1.7.5 in de subklassen in kolom 5 bevestigen of tegenspreken, behoren ter informatie te worden voorgelegd aan het “Sub-Committee of Experts on the Transport of Dangerous Goods” van de Verenigde Naties.
2.2.1.1.7.3
Indien typen vuurwerk van meer dan één subklasse in hetzelfde collo zijn verpakt, moeten deze worden ingedeeld op grond van de meest gevaarlijke subklasse, tenzij beproevingsgegevens, ontleend aan beproevingsserie 6, anders aangeven.
2.2.1.1.7.4
De classificatie aangegeven in tabel 2.2.1.1.7.5 is alleen van toepassing op voorwerpen verpakt in kartonnen dozen (4G).
2.2.1.1.7.5
Defaulttabel voor de classificatie van vuurwerk *1
Opmerking 1: Percentages in deze tabel hebben, tenzij anders aangegeven, betrekking op de totale massa pyrotechnische stoffen (bijvoorbeeld: vuurpijlmotor, voortdrijvende lading, breeklading en effectlading).
Opmerking 2: In deze tabel heeft “flitspoeder” betrekking op pyrotechnische stoffen in poedervorm of als pyrotechnische eenheden zoals voorkomend in vuurwerk, die worden gebruikt in watervallen om een akoestisch knaleffect te veroorzaken, of die worden gebruikt als breeklading of voortdrijvende lading, tenzij
Opmerking 3: Afmetingen in mm verwijzen:
*1 Deze tabel bevat een lijst van classificaties van vuurwerk, die gebruikt kunnen worden indien gegevens van beproevingsserie 6 niet aanwezig zijn (zie 2.2.1.1.7.2).
|
2.2.1.1.8
Uitzondering van klasse 1
2.2.1.1.8.1
Een voorwerp of stof mag op grond van beproevingsresultaten en de definitie van klasse 1 van die klasse worden uitgezonderd met goedkeuring van de bevoegde autoriteit van een Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR, die tevens kan overgaan tot erkenning van een goedkeuring verleend door de bevoegde autoriteit van een land dat geen Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR is, mits die goedkeuring is verleend in overeenstemming met de procedures die volgens het RID, het ADR, het ADN, de IMDG Code of de Technische Instructies van de ICAO van toepassing zijn.
2.2.1.1.8.2
Met goedkeuring van de bevoegde autoriteit overeenkomstig 2.2.1.1.8.1 mag een voorwerp van klasse 1 worden uitgezonderd wanneer drie onverpakte exemplaren die elk afzonderlijk met het eigen inlei- of ontstekingsmiddel of met een extern middel in werking worden gesteld om op de beoogde wijze te functioneren, aan de volgende beproevingscriteria voldoen:
Opmerking 1: Als tijdens de beproevingen voor criteria a), b), c) en d) nauwelijks of geen rook wordt waargenomen, mag van de beproeving als bedoeld in e) worden afgezien.
Opmerking 2: De in 2.2.1.1.8.1 bedoelde bevoegde autoriteit kan beproeving in verpakte vorm verlangen indien is vastgesteld dat het voorwerp zoals verpakt voor vervoer een groter gevaar kan vormen.
2.2.1.1.9
Indelingsdocumentatie
2.2.1.1.9.1
Een bevoegde autoriteit die een voorwerp of stof indeelt in klasse 1 moet de aanvrager schriftelijk in kennis stellen van deze indeling.
2.2.1.1.9.2
Een indelingsdocument van de bevoegde autoriteit mag in een willekeurige vorm zijn en uit meerdere bladzijden bestaan, onder voorwaarde dat de bladzijden in oplopende volgorde worden genummerd. Het document moet zijn voorzien van een unieke referentie.
2.2.1.1.9.3
De verstrekte informatie moet gemakkelijk zijn te identificeren, leesbaar en duurzaam zijn.
2.2.1.1.9.4
Hieronder staan voorbeelden van informatie die in indelingsdocumenten verstrekt kan worden:
2.2.1.2
Niet ten vervoer toegelaten stoffen en voorwerpen
2.2.1.2.1
Ontplofbare stoffen die buitengewoon gevoelig zijn volgens de criteria van het Handboek beproevingen en criteria, deel I, of onderhevig kunnen zijn aan een spontane reactie, alsmede ontplofbare stoffen en voorwerpen, die niet onder een benaming of een n.e.g.-positie genoemd in tabel A van hoofdstuk 3.2 kunnen worden ingedeeld, zijn niet ten vervoer toegelaten.
2.2.1.2.2
Voorwerpen van compatibiliteitsgroep K (1.2 K, UN-nummer 0020, en 1.3 K, UN-nummer 0021) zijn niet ten vervoer toegelaten.
2.2.1.3
Lijst van verzamelaanduidingen
a) EVI = explosive, very insensitive
|
2.2.1.4
Glossarium van de benamingen
Opmerking 1: De omschrijvingen in dit glossarium zijn niet bedoeld om de beproevingsprocedures te vervangen en evenmin om de classificatie van een stof of voorwerp van klasse 1 vast te stellen. De indeling in de juiste subklasse en de beslissing of de compatibiliteitsgroep S van toepassing is, moet zijn gebaseerd op de beproeving van het product, in overeenstemming met het Handboek beproevingen en criteria, deel I, of zijn vastgesteld door vergelijking met soortgelijke producten die reeds zijn beproefd en ingedeeld in overeenstemming met de procedures, vermeld in het Handboek beproevingen en criteria.
Opmerking 2: Na de benamingen zijn de betreffende UN-nummers [kolom (1) van tabel A van hoofdstuk 3.2] aangegeven. Wat betreft de classificatiecode, zie 2.2.1.1.4
A
AANVULLINGSSPRINGLADINGEN:
UN-nummer 0060
Voorwerpen bestaande uit een kleine verwijderbare overdrachtslading, die wordt geplaatst in het buisgat van een projectiel tussen de buis en de hoofdspringlading.
B
BESTANDDELEN VAN EEN PYROTECHNISCHE KETEN, N.E.G.:
UN-nummers 0382, 0383, 0384, 0461
Voorwerpen die een ontplofbare stof bevatten en die ontworpen zijn om een detonatie of deflagratie over te dragen in een pyrotechnische keten.
BOMMEN, met springlading:
UN-nummers 0034, 0035
Ontplofbare voorwerpen die uit een vliegtuig worden geworpen, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
BOMMEN, met springlading:
UN-nummers 0033, 0291
Ontplofbare voorwerpen die uit een vliegtuig worden geworpen, met inleimiddelen die geen of minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
BOMMEN, BRANDBARE VLOEISTOF BEVATTEND, met springlading:
UN-nummers 0399, 0400
Voorwerpen die uit een vliegtuig worden geworpen en bestaan uit een reservoir, gevuld met brandbare vloeistof, en een springlading.
BRANDMUNITIE, met of zonder verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading:
UN-nummers 0009, 0010, 0300
Munitie die een brandstichtende stof bevat. Voor zover de brandstichtende stof zelf geen ontplofbare stof is, bevat deze munitie bovendien één of meer van de volgende componenten: een voortdrijvende lading met ontsteker en aanvuurlading; een buis met verspreidings- of uitstootlading.
BRANDMUNITIE, met vloeistof of gel, met verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading:
UN-nummer 0247
Munitie die een vloeibare of gelatineuze brandstichtende stof bevat. Voor zover de brandstichtende stof zelf geen ontplofbare stof is, bevat deze munitie bovendien één of meer van de volgende componenten: een voortdrijvende lading met ontsteker en aanvuurlading; een buis met verspreidings- of uitstootlading.
BRANDMUNITIE, WITTE FOSFOR, met verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading:
UN-nummers 0243, 0244
Munitie die witte fosfor als brandstichtende stof bevat. Deze munitie bevat bovendien één of meer van de volgende componenten: een voortdrijvende lading met ontsteker en aanvuurlading; een buis met verspreidings- of uitstootlading.
BUIZEN, DETONEREND:
UN-nummers 0106, 0107, 0257, 0367
Voorwerpen die ontplofbare bestanddelen bevatten en zijn bestemd om een detonatie in munitie teweeg te brengen. Ze bevatten mechanisch, elektrisch, chemisch of hydrostatisch activeerbare inrichtingen om een detonatie in te leiden. Gewoonlijk bevatten ze veiligheidsvoorzieningen.
BUIZEN, DETONEREND, met veiligheidsvoorzieningen:
UN-nummers 0408, 0409, 0410
Voorwerpen die ontplofbare bestanddelen bevatten en zijn bestemd om een detonatie in munitie teweeg te brengen. Ze bevatten mechanisch, elektrisch, chemisch of hydrostatisch activeerbare inrichtingen om de detonatie in te leiden. De detonerende buis moet ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
BUIZEN, NIET DETONEREND:
UN-nummers 0316, 0317, 0368
Voorwerpen die bestanddelen met inleispringstoffen bevatten en zijn bestemd om een deflagratie in munitie teweeg te brengen. Ze bevatten mechanisch, elektrisch, chemisch of hydrostatisch activeerbare inrichtingen om de deflagratie te starten. Gewoonlijk bevatten ze veiligheidsvoorzieningen.
D
DIEPTEBOMMEN:
UN-nummer 0056
Voorwerpen bestaande uit een springstoflading in een vat of een projectiel, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn bestemd om onder water te detoneren.
DIEPTEPEILVOORWERPEN, ONTPLOFBAAR:
UN-nummers 0374, 0375
Voorwerpen met een springstoflading, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze worden vanaf schepen geworpen en komen tot ontploffing als ze een van tevoren bepaalde diepte of de zeebodem bereiken.
DIEPTEPEILVOORWERPEN, ONTPLOFBAAR:
UN-nummers 0204, 0296
Voorwerpen met een springstoflading, met inleimiddelen die geen of minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze worden vanaf schepen geworpen en komen tot ontploffing als ze een van tevoren bepaalde diepte of de zeebodem bereiken.
F
FAKKELS VOOR VLIEGTUIGEN:
UN-nummers 0093, 0403, 0404, 0420, 0421
Voorwerpen die pyrotechnische stoffen bevatten en bestemd zijn om uit een vliegtuig te worden geworpen voor verlichtings-, identificatie-, sein- of waarschuwingsdoeleinden.
FLITSLICHTBOMMEN:
UN-nummer 0038
Ontplofbare voorwerpen die uit een vliegtuig worden geworpen met het doel om een kortstondige, intense verlichting voor fotografische doeleinden te bewerkstelligen. Ze bevatten een springstoflading, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
FLITSLICHTBOMMEN:
UN-nummer 0037
Ontplofbare voorwerpen die uit een vliegtuig worden geworpen met het doel om een kortstondige, intense verlichting voor fotografische doeleinden te bewerkstelligen. Ze bevatten een springstoflading, met inleimiddelen die geen of minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
FLITSLICHTBOMMEN:
UN-nummers 0039, 0299
Ontplofbare voorwerpen die uit een vliegtuig worden geworpen met het doel om een kortstondige, intense verlichting voor fotografische doeleinden te bewerkstelligen. Ze bevatten een flitslichtmengsel.
FLITSLICHTPATRONEN:
UN-nummers 0049, UN 0050
Voorwerpen bestaande uit een huls, een ontsteker en flitslichtsas. De voorwerpen zijn gereed om te worden afgevuurd.
FLITSLICHTPOEDER:
UN-nummers 0094, 0305
Pyrotechnische stof die na ontsteking een intens licht geeft.
G
GEZWINDE LONT, NIET DETONEREND:
UN-nummer 0101
Voorwerp bestaande uit katoendraad dat is geïmpregneerd met fijn zwart buskruit (lont). Het brandt met een uitwendige vlam en wordt gebruikt in de ontstekingsketens voor vuurwerk, enz.
GRANATEN, hand- of geweer-, met springlading:
UN-nummers 0284, 0285
Voorwerpen die zijn bestemd om met de hand te worden geworpen of met een vuurwapen te worden afgevuurd. Ze zijn niet voorzien van inleimiddelen of ze zijn voorzien van inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
GRANATEN, hand- of geweer-, met springlading:
UN-nummers 0292, 0293
Voorwerpen die zijn bestemd om met de hand te worden geworpen of met een vuurwapen te worden afgevuurd. Ze zijn voorzien van inleimiddelen die geen of minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
GRONDFAKKELS:
UN-nummers 0092, 0418, 0419
Voorwerpen die pyrotechnische stoffen bevatten en bestemd zijn om vanaf het grondoppervlak te worden gebruikt voor verlichtings-, identificatie-, sein- of waarschuwingsdoeleinden.
GRONDSTOF VOOR ROOKZWAK BUSKRUIT, BEVOCHTIGD met ten minste 17 massa% alcohol:
UN-nummer 0433;
GRONDSTOF VOOR ROOKZWAK BUSKRUIT, BEVOCHTIGD met ten minste 25 massa% water:
UN-nummer 0159
Een stof bestaande uit nitrocellulose, geïmpregneerd met ten hoogste 60 massa% nitroglycerine of andere vloeibare organische nitraten of mengsels daarvan.
H
HANDSEINMIDDELEN:
UN-nummers 0191, 0373
Draagbare voorwerpen die pyrotechnische stoffen bevatten, welke zichtbare waarschuwingssignalen voortbrengen. Kleine grondfakkels, zoals fakkels voor gebruik op de weg, de spoorweg en het water, vallen onder deze benaming.
HEXOLIET (HEXOTOL), droog of bevochtigd met minder dan 15 massa% water:
UN-nummer 0118
Een stof bestaande uit een innig mengsel van cyclotrimethyleentrinitramine (RDX) en trinitrotolueen (TNT). Deze benaming omvat 'compositie B'.
HEXOTONAL:
UN-nummer 0393
Een stof bestaande uit een innig mengsel van cyclotrimethyleentrinitramine (RDX), trinitrotolueen (TNT) en aluminium.
HOLLE LADINGEN, BUIGZAAM, GESTREKT:
UN-nummers 0237, 0288
Voorwerpen bestaande uit een V-vormige kern van springstof in een buigzame mantel.
HOLLE LADINGEN, zonder slagpijpje:
UN-nummers 0059, 0439, 0440, 0441
Voorwerpen bestaande uit een huls die een springstoflading bevat, zonder inleimiddelen. De springstoflading heeft een uitholling die is gevoerd met onbuigzaam materiaal. De voorwerpen zijn bestemd om een krachtig, materiaal doorborend holle ladingeffect teweeg te brengen.
I
INRICHTINGEN, DOOR WATER TE ACTIVEREN, met verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading:
UN-nummers 0248, 0249
Voorwerpen waarvan de werking berust op een fysisch-chemische reactie van hun inhoud met water.
K
KABELSNIJDERS, ONTPLOFBAAR:
UN-nummer 0070
Voorwerpen bestaande uit een inrichting met een snijkant, die door een kleine lading deflagrerende ontplofbare stof tegen een aambeeld wordt geperst.
KLINKNAGELPATRONEN:
UN-nummer 0174
Voorwerpen bestaande uit een kleine lading ontplofbare stof in een metalen klinknagel.
KNALSEINEN VOOR SPOORWEGDOELEINDEN:
UN-nummers 0192, 0193, 0492, 0493
Voorwerpen die een pyrotechnische stof bevatten, welke met een harde knal ontploft als het voorwerp wordt platgedrukt. Ze zijn bestemd om op een spoorstaaf te worden gelegd.
L
LICHTMUNITIE, met of zonder verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading:
UN-nummers 0171, 0254, 0297
Munitie bestemd om een enkele bron van intens licht voort te brengen om een gebied te verlichten. Deze benaming omvat lichtpatronen, lichtgranaten en lichtprojectielen alsmede verlichtings- en doelmarkeringsbommen.
Opmerking: Deze benaming omvat niet de volgende voorwerpen: FAKKELS VOOR VLIEGTUIGEN; GRONDFAKKELS; HANDSEINMIDDELEN; SCHEEPSNOODSIGNALEN; SEINPATRONEN. Deze zijn afzonderlijk in dit glossarium opgenomen.
LICHTSPOORELEMENTEN VOOR MUNITIE:
UN-nummers 0212, 0306
Gesloten voorwerpen die pyrotechnische stoffen bevatten. Ze zijn bestemd om de baan van een projectiel zichtbaar te maken.
LIJNWERPRAKETTEN:
UN-nummers 0238, 0240, 0453
Voorwerpen bestaande uit een raketaandrijving en bestemd om een lijn voort te trekken.
LOSSE PATRONEN VOOR GEREEDSCHAP:
UN-nummer 0014
In gereedschap gebruikte voorwerpen bestaande uit een gesloten patroonhuls met een centraal slaghoedje of randvuurontsteking, die al dan niet een lading van rookzwak kruit of zwart buskruit maar geen projectiel bevatten.
LOSSE PATRONEN VOOR KLEINKALIBERWAPENS:
UN-nummers 0014, 0327, 0338
Munitie bestaande uit een gesloten patroonhuls met een centraal slaghoedje of randvuurontsteking, die een lading van rookzwak kruit of zwart buskruit bevat. De hulzen bevatten geen projectiel. De patronen zijn bestemd om te worden afgevuurd uit vuurwapens met een kaliber van maximaal 19,1 mm en dienen voor het opwekken van een harde knal. Zij worden gebruikt voor oefeningen, saluutschoten, als voortdrijvende lading en voor startpistolen enz.
LOSSE PATRONEN VOOR WAPENS:
UN-nummers 0014, 0326, 0327, 0338, 0413
Munitie bestaande uit een gesloten patroonhuls met een centraal slaghoedje of randvuurontsteking, die een lading van rookzwak kruit of zwart buskruit bevat. De hulzen bevatten geen projectiel. Zij produceren een harde knal en worden gebruikt voor oefeningen, saluutschoten, als voortdrijvende lading en voor startpistolen enz. Deze benaming omvat losse flodders.
M
MIJNEN, met springlading:
UN-nummers 0137, 0138
Voorwerpen, gewoonlijk bestaande uit een houder van metaal of compositiemateriaal, gevuld met een springstof, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn bestemd om tijdens het passeren van schepen, voertuigen of personen in werking te treden. Deze benaming omvat 'Bangalore torpedo's'.
MIJNEN, met springlading:
UN-nummers 0136, 0294
Voorwerpen, gewoonlijk bestaande uit een houder van metaal of compositiemateriaal, gevuld met een springstof, met inleimiddelen die geen of minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn bestemd om tijdens het passeren van schepen, voertuigen of personen in werking te treden. Deze benaming omvat 'Bangalore torpedo's'.
MUNITIE VOOR BEPROEVINGEN:
UN-nummer 0363
Munitie die een pyrotechnische stof bevat en wordt gebruikt om de doelmatigheid of sterkte van nieuwe munitie of onderdelen van wapens of wapensystemen te beproeven.
O
OCTOLIET, droog of bevochtigd met minder dan 15 massa% water:
UN-nummer 0266
Een stof bestaande uit een innig mengsel van cyclotetramethyleentetranitramine (HMX) en trinitrotolueen (TNT).
OCTONAL:
UN-nummer 0496
Een stof bestaande uit een innig mengsel van cyclotetramethyleentetranitramine (HMX), trinitrotolueen (TNT) en aluminium.
OEFENGRANATEN, hand- of geweer-:
UN-nummers 0110, 0318, 0372, 0452
Voorwerpen zonder hoofdspringlading, die zijn bestemd om met de hand te worden geworpen of met een vuurwapen te worden afgevuurd. Ze bevatten het ontstekingsmechanisme en kunnen een markeringslading bevatten.
OEFENMUNITIE:
UN-nummers 0362, 0488
Munitie die geen hoofdspringlading, maar een verspreidings- of uitstootlading bevat. Gewoonlijk is de munitie voorzien van een buis en een voortdrijvende lading.
Opmerking: Deze benaming omvat niet de volgende voorwerpen: OEFENGRANATEN. Deze zijn afzonderlijk in dit glossarium opgenomen.
OLIEPIJPDOORBORINGSAPPARATEN, zonder slagpijpje:
UN-nummers 0124, 0494
Voorwerpen bestaande uit een stalen koker of een metalen strip waarin holle ladingen zijn geplaatst, die door slagsnoer met elkaar zijn verbonden, zonder inleimiddelen.
ONTPLOFBARE STOF, MONSTER, met uitzondering van inleispringstof:
UN-nummer 0190
Nieuwe of reeds bestaande ontplofbare stoffen of voorwerpen, die nog niet zijn ingedeeld onder één van de benamingen in tabel A van hoofdstuk 3.2 en die volgens de instructies van de bevoegde autoriteit in het algemeen in kleine hoeveelheden worden vervoerd, onder andere voor doeleinden van beproeving, indeling, onderzoek en ontwikkeling, voor kwaliteitscontrole of als handelsmonster.
Opmerking: Ontplofbare stoffen of voorwerpen, die reeds zijn ingedeeld onder een andere benaming van tabel A van hoofdstuk 3.2 vallen niet onder dit begrip.
ONTPLOFBARE STOFFEN, ZEER WEINIG GEVOELIG (STOFFEN, EVI):
UN-nummer 0482
Stoffen met gevaar voor massa-explosie, die echter zo weinig gevoelig zijn dat de waarschijnlijkheid van inleiding of van overgang van verbranding naar detonatie (onder normale vervoersomstandigheden) zeer klein is en die de beproevingen van testserie 5 hebben doorstaan.
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, EXTREEM WEINIG GEVOELIG (VOORWERPEN, EEI):
UN-nummer 0486
Voorwerpen die alleen extreem weinig gevoelige stoffen bevatten en die onder normale vervoersomstandigheden een verwaarloosbare kans op een onbedoelde inleiding of detonatieoverdracht vertonen en die de beproevingen van testserie 7 hebben doorstaan.
ONTSPANNINGSONTSTEKERS, ONTPLOFBAAR:
UN-nummer 0173
Voorwerpen bestaande uit een kleine explosieve lading, een inleimiddel en een stang of verbindingsstuk. Ze dienen ertoe om uitrustingsdelen snel te ontkoppelen door het doorbreken van de stangen of verbindingsstukken.
ONTSTEKERS:
UN-nummers 0121, 0314, 0315, 0325, 0454
Voorwerpen die één of meer ontplofbare stoffen bevatten en worden gebruikt om een deflagratie in een ontstekingsketen teweeg te brengen. Ze kunnen op chemische of mechanische wijze dan wel door elektriciteit in werking worden gesteld.
Opmerking: Deze benaming omvat niet de volgende voorwerpen: ONTSTEKERS VOOR VUURKOORD; BUIZEN, NIET DETONEREND; GEZWINDE LONT, NIET DETONEREND; ONTSTEKINGSDOPPEN; SLAGHOEDJES; SNELKOORD; VUURKOORD. Deze zijn afzonderlijk in dit glossarium opgenomen.
ONTSTEKERS VOOR VUURKOORD:
UN-nummer 0131
Voorwerpen van verschillend ontwerp, die in werking worden gesteld door wrijving, slag of stoot of elektriciteit en worden gebruikt om een vuurkoord te ontsteken.
ONTSTEKINGSDOPPEN:
UN-nummers 0319, 0320, 0376
Voorwerpen bestaande uit een ontstekingsmiddel en een hulplading deflagrerende ontplofbare stof zoals zwart buskruit. Ze worden gebruikt om de voortdrijvende lading in de hulzen van geschutmunitie, enz., te ontsteken.
OVERDRACHTSLADINGEN, MET SLAGPIJPJE:
UN-nummers 0225, 0268
Voorwerpen bestaande uit een springstoflading, met inleimiddelen. Ze worden gebruikt om het inleidend vermogen van slagpijpjes of slagsnoer te versterken.
OVERDRACHTSLADINGEN, zonder slagpijpje:
UN-nummers 0042, 0283
Voorwerpen bestaande uit een springstoflading, zonder inleimiddelen. Ze worden gebruikt om het inleidend vermogen van slagpijpjes of slagsnoer te versterken.
P
PATRONEN VOOR KLEINKALIBERWAPENS:
UN-nummers 0012, 0339, 0417
Munitie bestaande uit een patroonhuls met een centraal slaghoedje of randvuurontsteking, die een voortdrijvende lading en een massief projectiel bevat. De patronen zijn bestemd om te worden afgevuurd uit vuurwapens met een kaliber van maximaal 19,1 mm. Deze benaming omvat jachtpatronen (hagelpatronen) van elk kaliber.
Opmerking: Deze benaming omvat niet LOSSE PATRONEN VOOR WAPENS. Deze zijn afzonderlijk in deze lijst opgenomen. Deze benaming omvat evenmin bepaalde patronen voor militaire kleinkaliberwapens. Deze zijn in deze lijst opgenomen onder de benaming PATRONEN VOOR WAPENS, MET INERT PROJECTIEL.
PATRONEN VOOR OLIEBORINGEN:
UN-nummers 0277, 0278
Voorwerpen bestaande uit een dunne huls van karton, metaal of een ander materiaal, die uitsluitend een voortdrijvende lading bevat voor het uitstoten van een gehard projectiel teneinde de wand van een olieboorput te doorboren.
Opmerking: Deze benaming omvat niet de volgende voorwerpen: HOLLE LADINGEN. Deze zijn afzonderlijk in deze lijst opgenomen.
PATRONEN VOOR TECHNISCHE DOELEINDEN:
UN-nummers 0275, 0276, 0323, 0381
Voorwerpen bestemd om mechanische bewegingen tot stand te brengen. Ze bestaan uit een huls met een lading deflagrerende ontplofbare stof en een ontstekingsmiddel. De bij de deflagratie vrijkomende gassen dienen om een uitzetting of een rechtlijnige of draaiende beweging teweeg te brengen of om schuiven, kleppen of schakelaars te activeren of om bevestigingselementen of blusmiddelen uit te stoten.
PATRONEN VOOR WAPENS, MET INERT PROJECTIEL:
UN-nummers 0012, 0328, 0339, 0417;
Munitie bestaande uit een projectiel zonder springlading, maar met een voortdrijvende lading met of zonder een ontsteker. De munitie mag voorzien zijn van een lichtspoorelement onder voorwaarde dat het hoofdgevaar wordt gevormd door de voortdrijvende lading.
PATRONEN VOOR WAPENS, met springlading:
UN-nummers 0006, 0321, 0412
Munitie bestaande uit een projectiel met een springlading, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten, en een voortdrijvende lading met of zonder een ontsteker. Deze benaming omvat gepatroneerde munitie, gescheiden munitie, en munitie met gescheiden lading waarvan de samenstellende delen gezamenlijk zijn verpakt.
PATRONEN VOOR WAPENS, met springlading:
UN-nummers 0005, 0007, 0348
Munitie bestaande uit een projectiel met een springlading, met inleimiddelen die geen of minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten, en een voortdrijvende lading met of zonder een ontsteker. Deze benaming omvat gepatroneerde munitie, gescheiden munitie, en munitie met gescheiden lading waarvan de samenstellende delen gezamenlijk zijn verpakt.
PATROONHULZEN, LEEG, MET ONTSTEKER:
UN-nummers 0055, 0379
Voorwerpen bestaande uit een huls van metaal, kunststof of een ander niet brandbaar materiaal, waarin het enige explosieve onderdeel de ontsteker is.
PATROONHULZEN, MEEBRANDEND, LEEG, ZONDER ONTSTEKER:
UN-nummers 0446, 0447
Voorwerpen bestaande uit een patroonhuls, die gedeeltelijk of geheel is vervaardigd van nitrocellulose.
PENTOLIET, droog of bevochtigd met minder dan 15 massa-% water:
UN-nummer 0151
Een stof bestaande uit een innig mengsel van pentaerythriettetranitraat (PETN) en trinitrotolueen (TNT).
PROJECTIELEN, inert, met lichtspoorelement:
UN-nummers 0345, 0424, 0425
Voorwerpen zoals granaten of kogels die worden verschoten uit een kanon of een ander stuk geschut, een geweer of een ander kleinkaliberwapen.
PROJECTIELEN, met springlading:
UN-nummers 0168, 0169, 0344
Voorwerpen zoals granaten of kogels die uit een kanon of een ander stuk geschut worden verschoten. Ze zijn niet voorzien van inleimiddelen of ze zijn voorzien van inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
PROJECTIELEN, met springlading:
UN-nummers 0167, 0324
Voorwerpen zoals granaten of kogels die uit een kanon of een ander stuk geschut worden verschoten. Ze zijn voorzien van inleimiddelen die geen of minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
PROJECTIELEN, met verspreidings- of uitstootlading:
UN-nummers 0346, 0347
Voorwerpen zoals granaten of kogels die uit een kanon of een ander stuk geschut worden verschoten. Ze zijn niet voorzien van inleimiddelen of ze zijn voorzien van inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze worden gebruikt om kleurstoffen voor markeringsdoeleinden of andere inerte stoffen te verspreiden.
PROJECTIELEN, met verspreidings- of uitstootlading:
UN-nummers 0426, 0427
Voorwerpen zoals granaten of kogels die uit een kanon of een ander stuk geschut worden verschoten. Ze zijn voorzien van inleimiddelen die geen of minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze worden gebruikt om kleurstoffen voor markeringsdoeleinden of andere inerte stoffen te verspreiden.
PROJECTIELEN, met verspreidings- of uitstootlading:
UN-nummers 0434, 0435
Voorwerpen zoals granaten of kogels die worden verschoten uit een kanon of een ander stuk geschut, een geweer of een ander kleinkaliberwapen. Ze worden gebruikt om kleurstoffen voor markeringsdoeleinden of andere inerte stoffen te verspreiden.
PYROFORE VOORWERPEN:
UN-nummer 0380
Voorwerpen die een pyrofore stof (die in contact met de lucht spontaan kan ontbranden) en een ontplofbare stof of ontplofbaar bestanddeel bevatten. Voorwerpen die witte fosfor bevatten, vallen niet onder deze benaming.
PYROTECHNISCHE VOORWERPEN voor technische doeleinden:
UN-nummers 0428, 0429, 0430, 0431, 0432
Voorwerpen die pyrotechnische stoffen bevatten en zijn bestemd voor technische doeleinden zoals ontwikkeling van warmte of gassen, toneeleffecten, enz.
Opmerking: Deze benaming omvat niet de volgende voorwerpen: elke soort munitie; FAKKELS VOOR VLIEGTUIGEN; GRONDFAKKELS; HANDSEINMIDDELEN; KABELSNIJDERS, ONTPLOFBAAR; KLINKNAGELPATRONEN; KNALSEINEN VOOR SPOORWEGDOELEINDEN; ONTSPANNINGS-ONTSTEKERS, ONTPLOFBAAR; ROOKSIGNALEN; SCHEEPSNOODSIGNALEN; SEINPATRONEN; VUURWERK. Deze zijn afzonderlijk in deze lijst opgenomen.
R
RAKETAANDRIJVINGEN:
UN-nummers 0186, 0280, 0281, 0510
Voorwerpen bestaande uit een ontplofbare voortdrijvende lading, gewoonlijk in vaste vorm, die zich bevindt in een cilinder, uitgerust met één of meer straalpijpen. Ze zijn bestemd om een raket of een geleid projectiel voort te stuwen.
RAKETAANDRIJVINGEN MET HYPERGOLISCHE VLOEISTOFFEN, met of zonder uitstootlading:
UN-nummers 0250, 0322
Voorwerpen bestaande uit een cilinder welke een hypergolische brandstof bevat en is voorzien van één of meer straalpijpen. Ze zijn ontworpen om een raket of een geleid projectiel voort te drijven.
RAKETAANDRIJVINGEN MET VLOEIBARE BRANDSTOF:
UN-nummers 0395, 0396
Voorwerpen bestaande uit een cilinder, uitgerust met één of meer straalpijpen, die een vloeibare brandstof bevat. Ze zijn bestemd om een raket of een geleid projectiel voort te stuwen.
RAKETKOPPEN, met springlading:
UN-nummers 0286, 0287
Voorwerpen bestaande uit springstof, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn bestemd om op een raketaandrijving te worden gemonteerd. Deze benaming omvat raketkoppen voor geleide projectielen.
RAKETKOPPEN, met springlading:
UN-nummer 0369
Voorwerpen bestaande uit springstof, met inleimiddelen die geen of minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn bestemd om op een raketaandrijving te worden gemonteerd. Deze benaming omvat raketkoppen voor geleide projectielen.
RAKETKOPPEN, met verspreidings- of uitstootlading:
UN-nummer 0370
Voorwerpen bestaande uit een inerte nuttige lading en een kleine lading springstof of deflagrerende ontplofbare stof, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn bestemd om op een raketaandrijving te worden gemonteerd teneinde de inerte lading te verspreiden. Deze benaming omvat raketkoppen voor geleide projectielen.
RAKETKOPPEN, met verspreidings- of uitstootlading:
UN-nummer 0371
Voorwerpen bestaande uit een inerte nuttige lading en een kleine lading springstof of deflagrerende ontplofbare stof, met inleimiddelen die geen of minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn bestemd om op een raketaandrijving te worden gemonteerd teneinde de inerte lading te verspreiden. Deze benaming omvat raketkoppen voor geleide projectielen.
RAKETTEN, met inerte kop:
UN-nummers 0183, 0502
Voorwerpen bestaande uit een raketaandrijving en een inerte raketkop. Deze benaming omvat geleide projectielen.
RAKETTEN, met springlading:
UN-nummers 0181, 0182
Voorwerpen bestaande uit een raketaandrijving en een raketkop, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Deze benaming omvat geleide projectielen.
RAKETTEN, met springlading:
UN-nummers 0180, 0295
Voorwerpen bestaande uit een raketaandrijving en een raketkop, met inleimiddelen die geen of minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Deze benaming omvat geleide projectielen.
RAKETTEN, met uitstootlading:
UN-nummers 0436, 0437, 0438
Voorwerpen bestaande uit een raketaandrijving en een lading om de nuttige lading van de raketkop uit te stoten. Deze benaming omvat geleide projectielen.
RAKETTEN MET VLOEIBARE BRANDSTOF, met springlading:
UN-nummers 0397, 0398
Voorwerpen bestaande uit een cilinder, uitgerust met één of meer straalpijpen, die een vloeibare brandstof bevat, en een raketkop. Deze benaming omvat geleide projectielen.
ROOKMUNITIE, met of zonder verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading:
UN-nummers 0015, 0016, 0303
Munitie die een rookverwekkende stof bevat zoals een chloorsulfonzuurmengsel, titaantetrachloride of een rookverwekkend pyrotechnisch mengsel op basis van hexachloorethaan of rode fosfor. Voor zover de rookverwekkende stof zelf geen ontplofbare stof is, bevat de munitie bovendien één of meer van de volgende componenten: een voortdrijvende lading met ontsteker en aanvuurlading; een buis met verspreidings- of uitstootlading. Deze benaming omvat rookgranaten.
Opmerking: Deze benaming omvat niet de volgende voorwerpen: ROOKSIGNALEN. Deze zijn afzonderlijk in dit glossarium opgenomen.
ROOKMUNITIE, WITTE FOSFOR, met verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading:
UN-nummers 0245, 0246
Munitie die witte fosfor als rookverwekkende stof bevat. Ze bevat bovendien één of meer van de volgende componenten: een voortdrijvende lading met ontsteker en aanvuurlading; een buis met verspreidings- of uitstootlading. Deze benaming omvat rookgranaten.
ROOKSIGNALEN:
UN-nummers 0196, 0197, 0313, 0487, 0507
Voorwerpen die pyrotechnische stoffen bevatten, welke rook ontwikkelen. Zij kunnen bovendien inrichtingen bevatten die een geluidssignaal voortbrengen.
ROOKZWAK BUSKRUIT:
UN-nummers 0160, 0161, 0509
Een stof op basis van nitrocellulose, die als voortdrijvende lading wordt gebruikt. Deze benaming omvat kruit op enkelvoudige basis (alleen nitrocellulose), op dubbele basis (zoals nitrocellulose en nitroglycerine) en op drievoudige basis (zoals nitrocellulose/nitroglycerine/ nitroguanidine).
Opmerking: Ladingen van rookzwak buskruit in gegoten of geperste vorm of in kardoeszakken vallen onder de in deze lijst opgenomen benamingen VOORTDRIJVENDE LADINGEN VOOR GESCHUT en VOORTDRIJVENDE LADINGEN.
S
SCHEEPSNOODSIGNALEN:
UN-nummers 0194, 0195, 0505, 0506
Voorwerpen die pyrotechnische stoffen bevatten, bestemd voor het geven van signalen door middel van geluid, vlam of rook of een combinatie daarvan.
SCHEURVORMENDE MIDDELEN, ONTPLOFBAAR, voor olieboringen, zonder slagpijpje:
UN-nummer 0099
Voorwerpen bestaande uit een springlading in een omhulsel, zonder inleimiddelen. Ze worden gebruikt om het gesteente rondom het boorgat te scheuren teneinde het toestromen van de ruwe olie uit dit gesteente te vergemakkelijken.
SEINPATRONEN:
UN-nummers 0054, 0312, 0405
Voorwerpen bestemd om gekleurde licht- of andere signalen af te vuren uit seinpistolen, enz.
SLAGHOEDJES:
UN-nummers 0044, 0377, 0378
Voorwerpen bestaande uit een metalen of kunststof dopje dat een kleine hoeveelheid ontsteeksas bevat, die door een slag of stoot wordt ontstoken. Ze worden gebruikt als ontstekingsmiddel in patronen voor kleinkaliberwapens en in ontstekingsdoppen voor voortdrijvende ladingen.
SLAGPIJPJES, ELEKTRISCH:
UN-nummers 0030, 0255, 0456
Voorwerpen, speciaal bestemd voor de inleiding van (industriële) springstofladingen. Ze kunnen zijn ontworpen om onmiddellijk te detoneren of ze kunnen een vertragingselement bevatten. Elektrische slagpijpjes worden door middel van elektrische stroom in werking gesteld.
SLAGPIJPJES, NIET ELEKTRISCH:
UN-nummers 0029, 0267, 0455
Voorwerpen, speciaal bestemd voor de inleiding van (industriële) springstofladingen. Ze kunnen zijn ontworpen om onmiddellijk te detoneren of ze kunnen een vertragingselement bevatten. Niet-elektrische slagpijpjes worden in werking gesteld door middelen zoals schokbuis, vlambuis, veiligheidsvuurkoord, andere (niet-detonerende) ontstekingsmiddelen of buigzaam slagsnoer. Deze benaming omvat overdrachtspijpjes zonder slagsnoer.
SLAGPIJPJES, SAMENGESTELD, NIET ELEKTRISCH:
UN-nummers 0360, 0361, 0500
Niet-elektrische slagpijpjes, verbonden met en in werking gesteld door middelen zoals veiligheidsvuurkoord, schokbuis, vlambuis of slagsnoer. Ze kunnen zijn ontworpen om onmiddellijk te detoneren of ze kunnen een vertragingselement bevatten. Deze benaming omvat overdrachtspijpjes verbonden met slagsnoer.
SLAGPIJPJES VOOR MUNITIE:
UN-nummers 0073, 0364, 0365, 0366
Voorwerpen bestaande uit een metalen of kunststof buisje, gevuld met ontplofbare stoffen zoals loodazide, pentriet (PETN) of een combinatie van ontplofbare stoffen. Ze zijn bestemd om een detonatieketen in te leiden.
SLAGSNOER, buigzaam:
UN-nummers 0065, 0289
Voorwerp bestaande uit een kern van detonerende springstof in een omhulsel van textiel, met of zonder een bekleding van kunststof. De bekleding is niet nodig indien het omhulsel van textiel stofdicht is.
SLAGSNOER, met metalen bekleding:
UN-nummers 0102, 0290
Voorwerp bestaande uit een kern van springstof, omgeven door een zachte metalen buis met of zonder een beschermende bekleding.
SLAGSNOER MET GERING EFFECT, met metalen bekleding:
UN-nummer 0104
Voorwerp bestaande uit een kern van springstof, omgeven door een zachte metalen buis met of zonder een beschermende bekleding. De hoeveelheid ontplofbare stof is zodanig beperkt dat buiten het slagsnoer slechts een gering effect optreedt.
SNELKOORD:
UN-nummer 0066
Voorwerp bestaande uit textieldraden die zijn bedekt met zwart buskruit of met een ander snelbrandend pyrotechnisch mengsel en zijn voorzien van een buigzaam beschermend omhulsel, of bestaande uit een kern van zwart buskruit in een buigzame textielbekleding. Het voorwerp verbrandt in de lengterichting met een uitwendige vlam en wordt gebruikt om de ontsteking vanaf een ontstekingsinrichting over te brengen op een lading of een ontsteker.
SPRINGLADINGEN:
UN-nummer 0048
Voorwerpen die een springstoflading bevatten in een omhulsel van karton, kunststof, metaal of ander materiaal. De voorwerpen zijn niet voorzien van inleimiddelen of zijn voorzien van inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
Opmerking: Deze benaming omvat niet de volgende voorwerpen: BOMMEN, MIJNEN, PROJECTIELEN. Deze zijn afzonderlijk in dit glossarium opgenomen.
SPRINGLADINGEN, KUNSTSTOFGEBONDEN:
UN-nummers 0457, 0458, 0459, 0460
Voorwerpen bestaande uit een kunststofgebonden springstoflading, vervaardigd in een specifieke vorm, zonder omhulsel en zonder inleimiddelen. Ze worden gebruikt als een onderdeel van munitie zoals raketkoppen.
SPRINGLADINGEN VOOR INDUSTRIËLE DOELEINDEN, zonder slagpijpje:
UN-nummers 0442, 0443, 0444, 0445
Voorwerpen bestaande uit een springstoflading, zonder inleimiddelen, gebruikt voor het lassen, verbinden, vormgeven en andere metallurgische processen die met behulp van springstoffen kunnen worden uitgevoerd.
SPRINGSTOF, TYPE A:
UN-nummer 0081
Stoffen bestaande uit vloeibare organische nitraten zoals nitroglycerine of een mengsel van deze stoffen. Ze bevatten bovendien één of meer van de volgende componenten: nitrocellulose, ammoniumnitraat of andere anorganische nitraten; aromatische nitroverbindingen; brandbare materialen zoals houtmeel en aluminiumpoeder. Ze kunnen inerte bestanddelen zoals kiezelgoer en toevoegingen zoals kleurstoffen en stabilisatoren bevatten. Deze springstoffen moeten in poedervormige, gelatineuze of elastische toestand voorkomen. Deze benaming omvat dynamiet, springgelatine en gelatinedynamiet.
SPRINGSTOF, TYPE B:
UN-nummers 0082, 0331
Stoffen bestaande uit:
In beide gevallen mogen ze inerte bestanddelen zoals kiezelgoer en toevoegingen zoals kleurstoffen en stabilisatoren bevatten. Deze springstoffen mogen geen nitroglycerine of soortgelijke vloeibare organische nitraten, of chloraten bevatten.
SPRINGSTOF, TYPE C:
UN-nummer 0083
Stoffen bestaande uit een mengsel van hetzij kalium of natriumchloraat, hetzij kalium, natrium of ammoniumperchloraat, met organische nitroverbindingen of brandbare stoffen zoals houtmeel, aluminiumpoeder of een koolwaterstof. Ze kunnen inerte bestanddelen zoals kiezelgoer en toevoegingen zoals kleurstoffen en stabilisatoren bevatten. Deze springstoffen mogen geen nitroglycerine of soortgelijke vloeibare organische nitraten bevatten.
SPRINGSTOF, TYPE D:
UN-nummer 0084
Stoffen bestaande uit een mengsel van genitreerde organische verbindingen met brandbare stoffen zoals koolwaterstoffen of aluminiumpoeder. Ze kunnen inerte bestanddelen zoals kiezelgoer en toevoegingen zoals kleurstoffen en stabilisatoren bevatten. Deze springstoffen mogen geen nitroglycerine of soortgelijke vloeibare
organische nitraten, of chloraten of ammoniumnitraat bevatten. Deze benaming omvat in het algemeen kneedspringstoffen.
SPRINGSTOF, TYPE E:
UN-nummers 0241, 0332
Stoffen bestaande uit water als een wezenlijk bestanddeel en met een hoog gehalte aan ammoniumnitraat of andere oxiderend werkende stoffen die geheel of gedeeltelijk zijn opgelost. De andere bestanddelen kunnen nitroverbindingen zoals trinitrotolueen, koolwaterstoffen of aluminiumpoeder zijn. De springstoffen kunnen inerte bestanddelen zoals kiezelgoer en toevoegingen zoals kleurstoffen en stabilisatoren bevatten. Deze benaming omvat 'slurry springstoffen', 'emulsie springstoffen' en 'watergel springstoffen'.
T
TORPEDOKOPPEN, met springlading:
UN-nummer 0221
Voorwerpen bestaande uit een springlading, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn bestemd om op een torpedo te worden gemonteerd.
TORPEDO'S, met springlading:
UN-nummer 0451
Voorwerpen bestaande uit een systeem zonder ontplofbare stoffen, bestemd om de torpedo door het water voort te stuwen, en een torpedokop zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
TORPEDO'S, met springlading:
UN-nummer 0329
Voorwerpen bestaande uit een systeem met ontplofbare stoffen, bestemd om de torpedo door het water voort te stuwen, en een torpedokop zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
TORPEDO'S, met springlading:
UN-nummer 0330
Voorwerpen bestaande uit een systeem, al dan niet met ontplofbare stoffen, bestemd om de torpedo door het water voort te stuwen, en een torpedokop met inleimiddelen die geen of minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
TORPEDO'S MET VLOEIBARE BRANDSTOF, met inerte kop:
UN-nummer 0450
Voorwerpen bestaande uit een systeem met vloeibare ontplofbare stoffen, bestemd om de torpedo door het water voort te stuwen, en een inerte kop.
TORPEDO'S MET VLOEIBARE BRANDSTOF, met of zonder spring- lading:
UN-nummer 0449
Voorwerpen bestaande uit hetzij een systeem met vloeibare ontplofbare stoffen, bestemd om de torpedo door het water voort te stuwen, met of zonder een torpedokop, hetzij een systeem met vloeibare, niet ontplofbare stoffen, bestemd om de torpedo door het water voort te stuwen, en een torpedokop.
TRAANVERWEKKENDE MUNITIE, met verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading:
UN-nummers 0018, 0019, 0301
Munitie die een traanverwekkende stof bevat. Ze bevat ook één of meer van de volgende bestanddelen: een pyrotechnische stof; een voortdrijvende lading met ontsteker en aanvuurlading; een buis met verspreidings- of uitstootlading.
TRITONAL:
UN-nummer 0390
Een stof bestaande uit een mengsel van trinitrotolueen (TNT) en aluminium.
V
VEILIGHEIDSINRICHTINGEN, PYROTECHNISCH:
UN-nummer 0503
Voorwerpen die pyrotechnische stoffen of gevaarlijke goederen van andere klassen bevatten en die worden gebruikt in voertuigen, vaartuigen of vliegtuigen ten behoeve van de veiligheid van personen. Voorbeelden: gasgeneratoren voor airbags, airbag-modules of aanspaninrichtingen voor veiligheidsgordels en pyromechanische inrichtingen. Deze pyromechanische inrichtingen zijn geassembleerde onderdelen voor taken zoals onder andere scheiding en vergrendeling of het binden van inzittenden.
VEILIGHEIDSVUURKOORD:
UN-nummer 0105
Voorwerp bestaande uit een kern van fijnkorrelig zwart buskruit, omgeven door een omhulsel van soepel textiel, voorzien van één of meer beschermende buitenlagen. Na het aansteken brandt het met een van tevoren bepaalde snelheid zonder een uitwendig explosief effect.
VERSPREIDINGSLADINGEN:
UN-nummer 0043
Voorwerpen bestaande uit een kleine lading ontplofbare stof, bedoeld om projectielen of andere munitie open te breken teneinde de inhoud daarvan te verspreiden.
VOORTDRIJVENDE LADINGEN VOOR GESCHUT:
UN-nummers 0242, 0279, 0414
Voortdrijvende ladingen in elke mogelijke vorm voor geschutmunitie met gescheiden lading.
VOORTDRIJVENDE LADINGEN:
UN-nummers 0271, 0272, 0415, 0491
Voorwerpen bestaande uit een voortdrijvende lading in een willekeurige vorm met of zonder omhulsel. Zij worden gebruikt als onderdeel van raketaandrijvingen of om het bodemzog van projectielen te reduceren.
VOORTDRIJVENDE STOF, VAST:
UN-nummers 0498, 0499, 0501
De stof bestaat uit een vaste deflagrerende ontplofbare stof en wordt gebruikt voor voortdrijving.
VOORTDRIJVENDE STOF, VLOEIBAAR:
UN-nummers 0495, 0497
De stof bestaat uit een vloeibare deflagrerende ontplofbare stof en wordt gebruikt voor voortdrijving.
VUURKOORD, kokervormig, met metalen bekleding:
UN-nummer 0103
Voorwerp bestaande uit een metalen koker die een kern van deflagrerende ontplofbare stof bevat.
VUURWERK:
UN-nummers 0333, 0334, 0335, 0336, 0337
Pyrotechnische voorwerpen bestemd voor amusementsdoeleinden.
Z
ZWART BUSKRUIT, korrels of fijn poeder:
UN-nummer 0027
Een stof bestaande uit een innig mengsel van houtskool of een andere koolstof en kalium of natriumnitraat, met of zonder zwavel.
ZWART BUSKRUIT, GEPERST, of ZWART BUSKRUIT IN PELLETS:
UN-nummer 0028
Een stof bestaande uit geperst zwart buskruit.
1.4
Stoffen en voorwerpen die slechts een gering explosiegevaar opleveren indien ze tijdens het vervoer tot ontsteking of inleiding komen.
De gevolgen blijven in hoofdzaak beperkt tot het collo en leiden niet tot scherfwerking van enige omvang of reikwijdte.
Een van buitenaf inwerkende brand mag niet leiden tot een explosie op praktisch hetzelfde ogenblik van vrijwel de gehele inhoud van het collo.
D
Springstof of zwart buskruit of voorwerp dat springstof bevat, zonder inleimiddel en zonder voortdrijvende lading, of voorwerp dat een inleispringstof bevat en voorzien is van ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen.
3.4.1
In dit hoofdstuk zijn de voorwaarden opgenomen van toepassing op het vervoer van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen in gelimiteerde hoeveelheden. De beperkingen voor de hoeveelheden van toepassing per binnenverpakking of voorwerp, zijn voor elke stof aangegeven in kolom (7a) van tabel A van hoofdstuk 3.2. Bovendien is de hoeveelheid “0” aangegeven in deze kolom voor alle posities die niet ter vervoer overeenkomstig dit hoofdstuk zijn toegelaten.
Gelimiteerde hoeveelheden gevaarlijke goederen die in dergelijke gelimiteerde hoeveelheden verpakt zijn, die voldoen aan de bepalingen van dit hoofdstuk, zijn niet onderworpen aan enige andere bepalingen van het ADR, met uitzondering van de desbetreffende bepalingen van:
3.4.2
Gevaarlijke goederen mogen uitsluitend zijn verpakt in binnenverpakkingen die in geschikte buitenverpakkingen zijn geplaatst.
Er mogen tussenverpakkingen worden gebruikt. Verder moet voor voorwerpen van subklasse 1.4, compatibiliteitsgroep S, volledig worden voldaan aan de voorschriften van sectie 4.1.5. Het gebruik van binnenverpakkingen is niet noodzakelijk voor het vervoer van voorwerpen zoals spuitbussen of “houders, klein, met gas”.
De totale bruto massa van het collo mag 30 kg niet overschrijden.
3.4.3
Behalve voor voorwerpen van subklasse 1.4, compatibiliteitsgroep S, zijn trays omwikkeld met krimp- of rekfolie, die voldoen aan de voorwaarden van 4.1.1.1, 4.1.1.2 en 4.1.1.4 t/m 4.1.1.8, aanvaardbaar als buitenverpakking voor voorwerpen of binnenverpakkingen die gevaarlijke goederen bevatten, vervoerd overeenkomstig dit hoofdstuk. Binnenverpakkingen die gemakkelijk kunnen breken of worden doorboord, zoals die welke zijn vervaardigd van glas, porselein, aardewerk of bepaalde kunststoffen, moeten in geschikte tussenverpakkingen worden geplaatst die voldoen aan de bepalingen van 4.1.1.1, 4.1.1.2 en 4.1.1.4 t/m 4.1.1.8 en zodanig zijn ontworpen dat zij voldoen aan de constructievoorschriften van 6.1.4. De totale bruto massa van het collo mag 20 kg niet overschrijden.
3.4.4
Vloeibare goederen van klasse 8, verpakkingsgroep II in binnenverpakkingen van glas, porselein of aardewerk moeten zijn omhuld in een inerte en stijve tussenverpakking.
3.4.5
Gereserveerd
3.4.6
Gereserveerd
3.4.7
Kenmerking van colli die gelimiteerde hoeveelheden bevatten
3.4.7.1
Colli die gevaarlijke goederen in gelimiteerde hoeveelheden bevatten, moeten – behalve bij vervoer door de lucht – zijn voorzien van het in figuur 3.4.7.1 afgebeelde kenmerk:
Figuur 3.4.7.1 - Kenmerk voor colli die gelimiteerde hoeveelheden bevatten
Het kenmerk moet duidelijk zichtbaar en leesbaar zijn en in staat zijn blootstelling aan weer en wind te weerstaan zonder een wezenlijke vermindering van de doeltreffendheid.
Het kenmerk heeft de vorm van een vierkant dat op een van zijn hoekpunten staat (ruitvormig). De bovenste en onderste gedeelten en de omringende lijn moeten zwart zijn. Het middelste gebied moet wit of een geschikte contrasterende achtergrond zijn. De minimale afmetingen moeten 100 mm x 100 mm bedragen en de minimale dikte van de lijn die de ruit vormt moet 2 mm zijn. Waar geen afmetingen zijn aangegeven, moeten alle kenmerken bij benadering in verhouding zijn tot de getoonde kenmerken.
3.4.7.2
Indien de grootte van het collo dit vereist, mogen de minimale buitenafmetingen zoals getoond in figuur 3.4.7.1 worden verkleind, met als ondergrens 50 mm x 50 mm, onder voorwaarde dat het kenmerk duidelijk zichtbaar blijft. De minimale dikte van de lijn die de ruit vormt mag worden teruggebracht tot een minimum van 1 mm.
3.4.8
Kenmerking van colli die gelimiteerde hoeveelheden bevatten conform deel 3, hoofdstuk 4 van de Technische Instructies van de ICAO
3.4.8.1
Colli die gevaarlijke goederen bevatten verpakt in overeenstemming met de bepalingen van deel 3, hoofdstuk 4 van de Technische Instructies van de ICAO mogen van het in figuur 3.4.8.1 afgebeelde kenmerk zijn voorzien ten bewijze dat aan deze bepalingen wordt voldaan:
Figuur 3.4.8.1 - Kenmerk voor colli die gelimiteerde hoeveelheden bevatten conform deel 3, hoofdstuk 4 van de Technische Instructies van de ICAO
Het kenmerk moet duidelijk zichtbaar en leesbaar zijn en in staat zijn blootstelling aan weer en wind te weerstaan zonder een wezenlijke vermindering van de doeltreffendheid
Het kenmerk heeft de vorm van een vierkant dat op een van zijn hoekpunten staat (ruitvormig). De bovenste en onderste gedeelten en de omringende lijn moeten zwart zijn. Het middelste gebied moet wit of een geschikte contrasterende achtergrond zijn. De minimale afmetingen moeten 100 mm x 100 mm bedragen en de minimale dikte van de lijn die ruit vormt moet 2 mm zijn. Het symbool “Y” moet in het midden van het kenmerk zijn aangebracht en moet duidelijk zichtbaar zijn. Waar geen afmetingen zijn aangegeven, moeten alle kenmerken bij benadering in verhouding zijn tot de getoonde kenmerken.
3.4.8.2
Indien de grootte van het collo dit vereist, mogen de minimale buitenafmetingen zoals getoond in figuur 3.4.8.1 worden verkleind, met als ondergrens 50 mm x 50 mm, onder voorwaarde dat het kenmerk duidelijk zichtbaar blijft. De minimale dikte van de lijn die de ruit vormt mag worden teruggebracht tot een minimum van 1 mm. Het symbool "Y" moet bij benadering in verhouding blijven tot het symbool "Y" in figuur 3.4.8.1.
3.4.9
Colli die gevaarlijke goederen bevatten en die zijn voorzien van het kenmerk getoond in 3.4.8 met of zonder de aanvullende etiketten en kenmerken voor vervoer door de lucht worden geacht te voldoen aan de voorwaarden van sectie 3.4.1, naar gelang van toepassing, en van de secties 3.4.2 t/m 3.4.4 en hoeven niet te zijn voorzien van het kenmerk afgebeeld in 3.4.7.
3.4.10
Colli die gevaarlijke goederen in gelimiteerde hoeveelheden bevatten en die zijn voorzien van het in 3.4.7 getoonde kenmerk en voldoen aan de bepalingen van de Technische Instructies van de ICAO, met inbegrip van alle noodzakelijke kenmerken en etiketten zoals aangegeven in de delen 5 en 6, worden geacht te voldoen aan de bepalingen van sectie 3.4.1, naar gelang van toepassing, en van de secties 3.4.2 t/m 3.4.4.
3.4.11
Gebruik van oververpakkingen
Voor een oververpakking die gevaarlijke goederen bevat verpakt in gelimiteerde hoeveelheden, geldt het volgende:
Tenzij de kenmerken representatief voor alle gevaarlijke goederen in een oververpakking zichtbaar zijn, moet de oververpakking:
3.4.12
Afzenders van gevaarlijke goederen verpakt in gelimiteerde hoeveelheden moeten voorafgaand aan het vervoer aan de vervoerder de totale bruto massa van dergelijke te verzenden goederen op aantoonbare wijze meedelen.
3.4.13
3.4.14
Van de merktekens aangegeven in 3.4.13 kan worden afgezien indien de totale bruto massa van de vervoerde colli, die gevaarlijke goederen bevatten, verpakt in gelimiteerde hoeveelheden, 8 ton per transporteenheid niet overschrijdt.
3.4.15
De merktekens gespecificeerd in 3.4.13 moeten overeenkomen met die welke is voorgeschreven in 3.4.7, behalve dat de afmetingen ten minste 250 mm x 250 mm moeten bedragen. Deze merktekens moeten zijn verwijderd of afgedekt indien geen gevaarlijke goederen in gelimiteerde hoeveelheden worden vervoerd.
3.5.1
Vrijgestelde hoeveelheden
3.5.1.1
Vrijgestelde hoeveelheden van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen - met uitzondering van voorwerpen - die aan de bepalingen van dit hoofdstuk voldoen, zijn aan geen enkele andere bepaling van het ADR onderworpen, behalve aan:
Opmerking: In het geval van radioactieve stoffen zijn de voorschriften voor radioactieve stoffen in vrijgestelde colli in 1.7.1.5 van toepassing.
3.5.1.2
Gevaarlijke goederen die als vrijgestelde hoeveelheden mogen worden vervoerd overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, zijn in kolom (7b) van tabel A van hoofdstuk 3.2 als volgt door een alfanumerieke code aangegeven:
Code |
Grootste netto hoeveelheid |
Grootste netto hoeveelheid per buitenverpakking (in grammen voor vaste stoffen en in ml voor vloeistoffen en gassen, of de som van grammen en ml in het geval van gezamenlijke verpakking) |
E0 | Niet toegestaan als vrijgestelde hoeveelheid | |
E1 | 30 | 1000 |
E2 | 30 | 500 |
E3 | 30 | 300 |
E4 | 1 | 500 |
E5 | 1 | 300 |
Bij gassen heeft het volume aangegeven voor binnenverpakkingen betrekking op de waterinhoud van de binnenhouder en het volume aangegeven voor buitenverpakkingen heeft betrekking op de gecombineerde waterinhoud van alle binnenverpakkingen binnen één enkele buitenverpakking.
3.5.1.3
Indien gevaarlijke goederen in vrijgestelde hoeveelheden, waaraan verschillende codes zijn toegekend, gezamenlijk zijn verpakt, moet de totale hoeveelheid per buitenverpakking zijn beperkt tot die welke overeenkomt de meest restrictieve code.
3.5.1.4
Vrijgestelde hoeveelheden van gevaarlijke goederen waaraan de codes E1, E2, E4 en E5 zijn toegekend, met een grootste netto hoeveelheid gevaarlijke goederen per binnenverpakking die voor vloeistoffen en gassen tot 1 ml en voor vaste stoffen tot 1 g beperkt is en een grootste netto hoeveelheid gevaarlijke goederen per buitenverpakking van ten hoogste 100 g voor vaste stoffen of 100 ml voor vloeistoffen en gassen, zijn alleen onderworpen aan:
3.5.2
Verpakkingen
Verpakkingen, gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke goederen in vrijgestelde hoeveelheden, moeten in overeenstemming zijn met het volgende:
3.5.3
Beproevingen voor de colli
3.5.3.1
Het volledige collo als voor het vervoer gereed gemaakt, met binnenverpakkingen die in het geval van vaste stoffen tot ten minste 95 % van hun inhoud en in het geval van vloeistoffen tot ten minste 98 % van hun inhoud zijn gevuld, moeten in staat zijn, zoals aangetoond door beproevingen die op passende wijze zijn gedocumenteerd, zonder breuk of lekkage van een binnenverpakking en zonder aanmerkelijke vermindering van de doeltreffendheid te doorstaan:
3.5.3.2
Voor beproevingsdoeleinden mogen de stoffen die in de verpakking vervoerd zullen worden door andere stoffen worden vervangen behalve indien dit de resultaten van de beproevingen ongeldig zou maken. Indien in het geval van vaste stoffen een andere stof wordt gebruikt, dan moet deze dezelfde fysische eigenschappen (massa, korrelgrootte, etc.) bezitten als de te vervoeren stof.
Indien bij de valproef voor vloeistoffen een andere stof wordt gebruikt, dan moet de relatieve dichtheid en viscositeit daarvan vergelijkbaar zijn met die van de vervoeren stof.
3.5.4
Kenmerking van colli
3.5.4.1
Colli die vrijgestelde hoeveelheden gevaarlijke stoffen bevatten, die overeenkomstig dit hoofdstuk gereedgemaakt zijn, moeten duurzaam en leesbaar van het kenmerk, afgebeeld in 3.5.4.2, zijn voorzien. Het eerste of het enige nummer van het gevaarsetiket, aangegeven in kolom (5) van tabel A van hoofdstuk 3.2 van elk gevaarlijk goed dat zich in het collo bevindt moet worden vermeld op het kenmerk. Indien de naam van de afzender of geadresseerde niet elders op het collo is vermeld, moet deze informatie op het kenmerk worden opgenomen.
3.5.4.2
Kenmerk voor vrijgestelde hoeveelheden
Kenmerk voor vrijgestelde hoeveelheden
* Het nummer van het eerste of het enige gevaarsetiket aangegeven in kolom (5) van tabel A van hoofdstuk 3.2 moet op deze plaats zijn aangegeven.
** De naam van de afzender of de geadresseerde moet op deze plaats zijn aangegeven indien deze niet elders op het collo is te zien.
Het kenmerk heeft de vorm van een vierkant. De arcering en het symbool moeten dezelfde kleur hebben (zwart of rood) en zijn aangebracht op een witte of geschikte contrasterende achtergrond. De minimale afmetingen zijn 100 mm x 100 mm. Waar geen afmetingen zijn aangegeven, moeten alle kenmerken bij benadering in verhouding zijn tot de getoonde kenmerken.
3.5.4.3
Gebruik van oververpakkingen
Voor een oververpakking die gevaarlijke goederen bevat verpakt in vrijgestelde hoeveelheden, geldt het volgende:
Tenzij de kenmerken representatief voor alle gevaarlijke goederen in een oververpakking zichtbaar zijn, moet de oververpakking:
De overige bepalingen van 5.1.2.1 zijn alleen van toepassing indien de oververpakking andere gevaarlijke goederen bevat die niet verpakt zijn in vrijgestelde hoeveelheden en dan slechts in verband met deze andere gevaarlijke goederen.
3.5.5
Hoogste aantal colli in een voertuig of container
Het aantal colli in een voertuig of container mag 1000 niet overschrijden.
3.5.6
Documentatie
Indien een document of documenten (zoals een cognossement, een luchtvrachtbrief of een CMR/CIM-vrachtbrief) bij de gevaarlijke goederen in vrijgestelde hoeveelheden aanwezig is/zijn, moet in ten minste één van deze documenten de verklaring "GEVAARLIJKE GOEDEREN IN VRIJGESTELDE HOEVEELHEDEN" en het aantal colli zijn opgenomen.
SCHRIFTELIJKE INSTRUCTIES
ETIKETTEN (kolom 5)
![]() |
Klasse 1.4 |
HOOFDSTUK 3.3 - BIJZONDERE BEPALINGEN (kolom 6)
Op dit UN nummer zijn geen bijzondere bepalingen onder hoofdstuk 3.3.1 (Tabel A - kolom 6) vastgelegd.
VERPAKKINGEN
HOOFDSTUK 4.1.4 - VERPAKKINGSINSTRUCTIES & BIJZONDERE BEPALINGEN (kolom 8 & 9a)
VERPAKKINGSINSTRUCTIE P139
HOOFDSTUK 4.1.10 - GEZAMELIJKE VERPAKKING (kolom 9b)
4.1.10.4 - Bepaling MP 21
Mag gezamenlijk worden verpakt met voorwerpen die onder hetzelfde UN-nummer vallen.
Mag niet gezamenlijk worden verpakt met goederen van klasse 1 die onder verschillende UN-nummers vallen, uitgezonderd
Mag niet gezamenlijk worden verpakt met goederen van andere klassen of met goederen die niet zijn onderworpen aan de voorschriften van het ADR. Indien goederen volgens deze bijzondere bepaling gezamenlijk worden verpakt, moet rekening worden gehouden met een mogelijke wijziging van de classificatie van colli volgens 2.2.1.1. Voor de omschrijving van de goederen in het vervoersdocument, zie 5.4.1.2.1 b).
*3 Indien het land van herkomst geen Overeenkomstsluitende Partij is bij het ADR, moet de toestemming worden bevestigd door de bevoegde autoriteit van de eerste Overeenkomstsluitende Partij bij het ADR, die bij de zending betrokken is.
TRANSPORTTANKS & BULKCONTAINERS
HOOFDSTUK 4.2.5.2 & 7.3.2 - INSTRUCTIES (kolom 10)
HOOFDSTUK 4.2.5.3 - BIJZONDERE BEPALINGEN (kolom 11)
Onder dit UN nummer zijn geen bijzondere bepalingen voor transporttanks of bulkcontainers zoals vermeld onder hoofdstuk 4.2.5.3 (Tabel A - kolom 11) vastgelegd.
ADR TANKS
HOOFDSTUK 4.3 - TANKCODE (kolom 12)
Onder dit UN nummer zijn geen tankcodes zoals vermeld onder hoofdstuk 4.3 (Tabel A - kolom 12) vastgelegd.
HOOFDSTUK 4.3.5 & 6.8.4 - BIJZONDERE BEPALINGEN (kolom 13)
Onder dit UN nummer zijn geen bijzondere bepalingen voor ADR tanks zoals vermeld onder hoofdstuk 4.3.5 en/of 6.8.4 (Tabel A - kolom 13) vastgelegd.
VOERTUIG VOOR TANKVERVOER
HOOFDSTUK 9.1.1.2 VOERTUIG VOOR TANKVERVOER (kolom 14)
Onder dit UN nummer zijn geen voertuigen voor tankvervoer zoals vermeld onder hoofdstuk 9.1.1.2 (Tabel A - kolom 14) vastgelegd.
VERVOERSCATEGORIE / CODE VOOR BEPERKINGEN IN TUNNELS
HOOFDSTUK 1.1.3.6 - VERVOERSCATEGORIE (Kolom 15)
VERVOERS CATEGORIE
2
1000 PUNTEN TABEL
333 KG / LTR
1.1.3.6.3
Indien gevaarlijke goederen die in de transporteenheid worden vervoerd, tot dezelfde categorie behoren, is de hoogst toelaatbare totale hoeveelheid per transporteenheid aangegeven in kolom (3) van de onderstaande tabel.
Een Excel versie van onderstaande 1000 punten tabel is te downloaden op deze website. Klik HIER om de excel sheet te downloaden.
In de bovenstaande tabel wordt onder “hoogst toelaatbare totale hoeveelheid per transporteenheid” verstaan:
|
HOOFDSTUK 8.6 - TUNNEL BEPERKINGEN (Kolom 15)
TUNNEL CATEGORIE
E
Doorgang verboden door tunnels van categorie E
|
|
|
|
|
|
|
|
ADR Digitaal
8.6.1
Algemene bepalingen
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing indien de doorgang van voertuigen door tunnels voor het wegverkeer beperkt is in overeenstemming met 1.9.5.
8.6.2
Verkeerstekens en symbolen voor het wegverkeer, van toepassing op de doorgang van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren.
De tunnelcategorie, toegekend door de bevoegde autoriteit aan een bepaalde tunnel voor het wegverkeer in overeenstemming met 1.9.5.1 met het doel de doorgang van transporteenheden die gevaarlijke stoffen vervoeren te beperken, moet als volgt worden aangegeven door verkeerstekens en symbolen:
Verkeersteken en symbool | Tunnelcategorie |
Geen verkeersteken | Tunnelcategorie A |
Verkeersteken met bijkomend bord voorzien van de letter B | Tunnelcategorie B |
Verkeersteken met bijkomend bord voorzien van de letter C | Tunnelcategorie C |
Verkeersteken met bijkomend bord voorzien van de letter D | Tunnelcategorie D |
Verkeersteken met bijkomend bord voorzien van de letter E | Tunnelcategorie E |
8.6.3
Codes voor beperkingen in tunnels
8.6.3.1
De beperkingen voor het vervoer van bepaalde gevaarlijke goederen door tunnels zijn gebaseerd op de code voor beperkingen in tunnels van deze goederen, aangegeven in kolom (15) van tabel A van hoofdstuk 3.2.
De codes voor beperkingen in tunnels zijn tussen haakjes aangegeven in het onderste deel van de cel. Indien “(─)” is aangegeven in plaats van één van de codes voor beperkingen in tunnels, dan zijn de gevaarlijke stoffen aan geen enkele beperking in tunnels onderworpen; wat betreft de gevaarlijke goederen, ingedeeld in de UN-nummers 2919 en 3331, kunnen beperkingen voor de doorgang door tunnels echter deel uitmaken van de speciale regeling, goedgekeurd door de bevoegde autoriteit(en) op grond van 1.7.4.2.
8.6.3.2
Indien een transporteenheid gevaarlijke goederen bevat, waaraan verschillende codes voor beperkingen in tunnels zijn toegekend, dan moet de meest restrictieve van deze codes voor beperkingen in tunnels worden toegekend aan de gehele lading.
8.6.3.3
Gevaarlijke stoffen die overeenkomstig 1.1.3 worden vervoerd, zijn niet onderworpen aan beperkingen in tunnels en moeten niet in aanmerking worden genomen voor het vaststellen van de code voor beperkingen in tunnels, die aan de gehele lading van de transporteenheid moet worden toegekend, behalve indien de transporteenheid moet zijn voorzien van de kenmerking overeenkomstig 3.4.13 onder voorbehoud van 3.4.14.
8.6.4
Beperkingen voor de doorgang van transporteenheden die gevaarlijke goederen vervoeren door tunnels
De beperkingen voor de doorgang door tunnels zijn van toepassing:
Code voor beperking in tunnels voor de gehele lading |
Beperking |
B | Doorgang verboden door tunnels van de categorie B, C, D en E. |
B1000C | Vervoer waarbij de totale netto massa ontplofbare stof per transporteenheid - 1000 kg overschrijdt: doorgang verboden door tunnels van de categorie B, C, D en E; |
B/D | Vervoer in tanks: doorgang verboden door tunnels van categorie B, C, D en E; Ander vervoer: doorgang verboden door tunnels van categorie D en E |
B/E | Vervoer in tanks: doorgang verboden door tunnels van categorie B, C, D en E; Ander vervoer: doorgang verboden door tunnels van categorie E |
C | Doorgang verboden door tunnels van categorie C, D en E |
C5000D | Vervoer waarbij de totale netto massa ontplofbare stof per transporteenheid - 5000 kg overschrijdt: doorgang verboden door tunnels van categorie C, D en E; |
C/D | - Vervoer in tanks: doorgang verboden door tunnels van categorie C, D en E; - Ander vervoer: doorgang verboden door tunnels van categorie D en E |
C/E |
- Vervoer in tanks: doorgang verboden door tunnels van categorie C, D en E; |
D | Doorgang verboden door tunnels van categorie D en E |
D/E | Los gestort vervoer of vervoer in tanks: doorgang verboden door tunnels van categorie D en E; Ander vervoer: doorgang verboden door tunnels van categorie E |
E | Doorgang verboden door tunnels van categorie E |
- | Doorgang toegestaan door alle tunnels (Zie voor de UN-nummers 2919 en 3331 ook 8.6.3.1). |
Opmerking 1: Bijvoorbeeld, de doorgang van een transporteenheid waarin UN 0161 rookzwak buskruit, classificatiecode 1.3C, code voor beperkingen in tunnels C5000D, wordt vervoerd, is in een hoeveelheid die overeenkomt met een totale netto massa ontplofbare stof van 3000 kg verboden door tunnels van categorieën D en E.
Opmerking 2: In gelimiteerde hoeveelheden verpakte gevaarlijke goederen die worden vervoerd in containers of transporteenheden met een kenmerking overeenkomstig de IMDG Code zijn niet onderworpen aan de beperkingen voor de doorgang door tunnels van categorie E wanneer de totale bruto massa van de colli met in gelimiteerde hoeveelheden verpakte gevaarlijke goederen ten hoogste 8 ton per transporteenheid bedraagt.
BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR HET VERVOER
HOOFDSTUK 7.2.4 - COLLI (Kolom 16)
HOOFDSTUK 7.3.3 - LOS GESTORT (Kolom 17)
Onder dit UN nummer zijn geen bijzondere bepalingen (los gestort zoals vermeld onder hoofdstuk 7.3.3 (Tabel A - kolom 17) vastgelegd.
HOOFDSTUK 7.5.11 - LADEN, LOSSEN & BEHANDELING (Kolom 18)
Zie 7.5.5.2.
7.5.5.2
Beperkingen met betrekking tot ontplofbare stoffen en voorwerpen
7.5.5.2.1
Te vervoeren stoffen en hoeveelheden
De totale netto massa ontplofbare stof in kg - of, in geval van ontplofbare voorwerpen, de totale netto massa ontplofbare stof die zich in de gezamenlijke voorwerpen bevindt - die met eenzelfde transporteenheid mag worden vervoerd, is beperkt zoals aangegeven in onderstaande tabel (zie ook 7.5.2.2 met betrekking tot de samenladingsverboden):
Maximaal toelaatbare netto massa in kg van ontplofbare stof die zich in goederen van klasse 1 bevindt, per transporteenheid
a Voor de omschrijving van EX/II- en EX/III-voertuigen, zie deel 9.
7.5.5.2.2
Indien stoffen en voorwerpen van verschillende subklassen van klasse 1, met inachtneming van de samenladingsverboden van 7.5.2.2, op één transporteenheid worden geladen, moet de lading in zijn geheel worden behandeld als een lading behorende tot de gevaarlijkste subklasse (in de volgorde 1.1, 1.5, 1.2, 1.3, 1.6, 1.4). Echter de netto massa van de explosieven van compatibiliteitsgroep S behoeft niet te worden meegerekend bij de beperking van de vervoerde hoeveelheid.
Indien stoffen, ingedeeld als 1.5D, tezamen met stoffen of voorwerpen van subklasse 1.2 met één transporteenheid worden vervoerd, moet de gehele lading voor het vervoer worden behandeld als een lading behorende tot subklasse 1.1.
7.5.5.2.3
Vervoer van ontplofbare stoffen en voorwerpen op MEMU's
Het vervoer van ontplofbare stoffen en voorwerpen op MEMU's is slechts toegestaan onder de volgende voorwaarden:
HOOFDSTUK 8.5 - BEDRIJF (Kolom 19)
Voorschriften inzake het vervoer van ontplofbare stoffen en voorwerpen (klasse 1)
Voor gemengde ladingen moet de laagste grenswaarde van toepassing op één van de vervoerde stoffen of voorwerpen worden gebruikt voor de gehele lading.
Bovendien moeten deze stoffen en voorwerpen te allen tijde onder toezicht staan teneinde elke kwaadwillige handeling te verhinderen en de bestuurder en de bevoegde autoriteiten in het geval van verlies of brand te waarschuwen.
Lege ongereinigde verpakkingen zijn vrijgesteld.
OVER
Over Gevaarlijkestoffen.NET
Telefoon : +31 (0)850 470486
Mobiel : +31 (0)6 46855372
KvK Rotterdam : 24491885
TOOLS
ADR Digitaal
1000 punten tabel (Excel)
BLIJF OP DE HOOGTE
En schrijf je in voor onze nieuwsbrief